Koorballade
Geroepen uit de aarde
staan wij verbaasd:
geen hond, geen horde, niemand.
Opzien is ons bespaard.
Wind schuurt optimisme,
de verten hemelen op,
bomen wegen aanwezigheid.
Daar komt een man aan lopen.
Ontgaande, scherpe blik.
Kijk, hij houdt een hand voor ogen:
tuurt hij naar zijn werk?
Wind schuurt optimisme,
de verten hemelen op,
bomen overwegen degelijk.
De man is ons nu dicht genaderd.
In een holte komt zijn hand...
'Wij zijn geroepen uit de aarde,
accepteer ons, bloedverwant!'
't Is alsof de man gaat leunen,
zwaarder wordt zijn verstand;
of hij zich maant tot stilte,
steun zoekt aan de binnenkant...
'Gelukkig is men niet verschenen,'
hamert diep zijn fundament.
'Wat mensen allemaal niet menen -
sonoor vibreert mijn scheppingsstem!'
Wind polijst ons optimisme,
de verten juichen luid,
bomen weten het zeker:
Een ingetogen, stenen koor
door ruimte en tijd bepaald,
zal dun illuster zingen
dat de aarde ademhaalt.
... naar een reliëf van Eric Boot (1922) ...
Schrijver: K.Bladzij, 5 november 2014Geplaatst in de categorie: songtekst
En formuleer voor het eerst een argument
waarom dit gedicht over creativiteit gaat.
Als u tenminste zover bent...
De beeldhouwer speurt naarstig naar zijn beweeg-
redenen na aanraking van zijn werk.
Bij jou werkt het kennelijk ook!
Is het: "steun zoekt bij zijn binnenkant"?