De toverbal smaakt niet
Voor we weer buiten
Gaan spelen, je zoontje
En ik, roep je ons bij je,
We moeten even een kijkje
Komen nemen, naar iets
Bijzonders, iets speciaals,
Je ogen glimmen
En wij weten niet
Wat je ons wilt laten zien -
Je neemt ons mee naar een
Kamertje ergens achter
In je kleine huis,
En daar staat een houten kist,
Gewoon een plankenhouten kist,
Niets speciaals op zich,
Tot je het deksel omhoog tilt
En we naar binnen kunnen kijken -
In de kist ligt een mens,
Een mens die geen mens meer is,
Hooguit nog een verstijfde pop
Die ooit mens moet zijn geweest -
Als we gekeken hebben
En niet weten wat we
Moeten zeggen, doe je de
Deksel weer dicht, en zien
We tranen langs je wangen gaan,
Dank je wel, zeg je,
Fijn dat jullie haar
Even hebben gezien -
Als dank geef je ons
Een toverbal, voor we weer
Buiten gaan spelen,
Maar de vreemde lucht
Die in het kamertje hing
Vergezelt ons naar buiten,
We stoppen wat je ons
Als snoep hebt meegegeven
In onze mond, maar
De toverbal smaakt niet
... De warme zomer van 1961, Weerdingermarke. ...
Schrijver: Bert Weggemans, 3 mei 2015Geplaatst in de categorie: psychologie
Kan je gedicht ook korter?
Zoals:
De toverbal smaakt niet
Buiten spelen
je zoontje
en ik.
Jij roept
om een kijkje
naar iets speciaals.
Glimmende ogen
weten niet wat je ziet;
wat ons meeneemt.
Een kamertje
achterin je kleine huis.
De houten kist.
Gewoon niets speciaals op zich.
Tot je het deksel oplicht
en we naar binnen kijken.
Verstijfde pop.
Een mens zien
die geen mens meer is.
Wat moesten we zeggen
als we wel
gekeken hadden?
Doe het deksel maar dicht,
laat de tranen
langs je wangen gaan?
Dank je wel, zeg je,
fijn dat jullie haar
even hebben gezien?
Een toverbal,
voor als we weer
buiten gaan spelen.
Bedankt.
Maar de vreemde lucht
die in het kamertje hing,
vergezelt ons naar buiten,
de toverbal in onze mond
smaakt niet meer naar snoep.