Ode an de Leegte IV - Epiloog
’t Verlaten en vervallen vacuüm cumuleert
een maalstroom van atomen, tollend zonder tal.
O, de profundis, waar het stof zich hergroepeert
in glorierijke weergeboorte van ’t heelal.
Het afval stroomt doorheen de hel van ’t universum,
waar tot op heden oude Chaos werd beleden.
Na reconstructie van het ruimte-tijd-continuum;
het losse stof tot de planeten omgesmeden.
Herschapen na de grote knal – werd mij ’t heelal
geopenbaard in diepe crypten der creatie.
De kosmos kolkt en ademt weer ‘wijl ik verval
in sopor, in een solitaire isolatie.
Als laatste dichter, als getuige van het eind’
en het begin, van zonnewind en sterrenstroom.
De entropie van poëzie, het woord verkwijnt,
mijn verzen vloeien over in verstilde droom.
Ik vulde de kronieken met mijn emperie,
mijn veer gedipt in Lethe, schreef het groot gedicht.
Ik geef me over aan een lange lethargie,
om te ontwaken in een later tijdsgewricht.
Geplaatst in de categorie: mystiek