Een neus als geen ander
Overheersend en toch zo eenzaam,
als een wees van iedereen
heb ik weinig neus voor je gehad.
Zo dichtbij, overal, zo nergens
was ik bijziend en jij was:
de parasol tegen de blinde zon
paraplu tegen de jankende hemel
schutting tegen de treurende zijwind;
[…]
fijnneuzer voor het aroma
van koffie bij de overbuurvrouw
neusneuzer voor de geur
van een groene lenteliefde.
Ja, zelfs als enig kameraad
en zonder één duel –en garde!–
heb jij het gespuis op afstand gehouden.
Lang was je een wees van iedereen,
zo nergens, overal, zo dichtbij.
Oh neus, één en al neus,
stok zonder dirigent,
hijs je zeil
en stuur mijn lichaam
want de wind steekt op.
Geplaatst in de categorie: moraal
van een zeer prominente
gezichtspiramide