Duizend jaar.
Zolang zal hij wachten op de zeedijk en met de vloed
niet meespoelen. De enterhaken liggen klaar in koud beton.
In neon spuiten fonteinen een kunstmatig leven. Kijk,
ze spelen. Een vuurtoren waarschuwt voor het vasteland.
Hij telt de stralen, schikt ze naast elkaar en bouwt een aureool
voor de hemel. Wit licht waarop hij wil schrijven, woorden
die versneeuwen. Het is een waan, misschien een leugen
om bestwil. Hier wankelen nu gekunsteld blokken metaal,
vervormd, gedeukt. Hier wachten rustbanken om de kracht
van golven te breken met gekloven handen. Er is nog tijd
om te wandelen op de dammen, nog duizend jaar.
Wees niet bang als het krijst in je hoofd : het zijn meeuwen.
Achter de hoek wacht niemand.
Geplaatst in de categorie: eenzaamheid
Voor mij ligt in deze kernachtige regel alles wat een mens gek maakt van eenzaamheid of wat een gek mens doormaakt in zijn eenzaamheid.