Vroege vogels
Over de weidse
Oostvaardersplassen
hangt in de kilte
der morgenstond
de wazige damp
van een manshoge nevel,
schuilplaats voor duizenden gasten
Onder de brede
vleugels van Jara
wacht ik, onzichtbaar
voor andere vogels,
in slinkend duister
aan drempels van licht,
op de rossige gloed van Aurora
Door galerijen
verspreidt zich gefluister
en golven geruchten
langs gevederde ruggen;
hun nachtelijk waken
komt langzaam ten einde
als 't grauw van hun vacht gaat verbleken
Vlak vóór ons een roerloze
spiegel van water,
door ijle dampen
onttrokken aan 't zicht
en nog voor de dans
van Helios' paarden
wijken ragfijne nevelkristallen over verblekende ganzen
Dan klinkt hun gakken
uit gortdroge kelen,
maar geen wil zich roeren,
geen kiest het luchtruim,
geen moedergans wil buiten treden
Het dons van de mist
houdt eendrachtig gevangen,
maar instinct is wat hen samenbindt:
hun nimmer voltooide gezangen
Onder hun parelmoer-
kleurige deken
klinken geluiden
gesmoord in het dons;
schrille crescendo's
stijgen ten hemel
oeroude klanken
in een nieuwe wereld
Hun koorzang houdt aan
tot het glanzende spoor
van de maan helemaal is gewist;
pas als de dageraad
haar vleugels spreidt
verwatert hun gakken
in diminuendo
over de Oostvaardersplassen
Inzender: Max de Lussanet, 27 februari 2018
Geplaatst in de categorie: natuur