Zomer van een zevenjarige
Kind in katoenen badpak met een
Rokje, zonovergoten ben je
Bruinverbrand
Donker je huid, maar weet van hoe je Vader voor De Gordel van Smaragd Vocht
Heb je niet
Zorgeloos stoei je met omslaande Golven, gulzig drink je Limonadegazeuse, eet je wit brood
Met boterhamworst
Zand knerst tussen je tanden, rots in De branding je vader, maae weet van Dwangarbeid
Heb je niet
Aandachtig verzamel je schelpen in Een rode emmer ter versiering van de Berg van hard zand die je met opa Maakte
In een mui zwemmen kleine visjes en
Weet van minnaars, gesloten als Oesters
Heb je niet
Je plant een meeuwenveer op de top
Van je bouwwerk, maar weet van Muze
Van dichters, schrijvers en Ganzenveren
Heb je niet
Je bent jong en sterk en vol energie
Maar weet van gebroken geesten
Heb je niet
Je rent, je hart klopt in je keel
Het lijkt wel of je vleugels hebt
Kerngezond ben je
Maar weet van verstarren
Heb je niet
Kind in katoenen badpak met een rokje
Je bruist van energie, maar weet van Doodsdrift heb je nog lange niet en Oma zingt dat jullie nog lange niet Nog lange niet naar huis gaan
Maar het klokje van gehoorzaamheid Zal onverbiddelijk zijn weet ik nu
Geplaatst in de categorie: kinderen