De nacht en het verlangen
In de wijdheid van den dag,
uit zuiver goud gegoten,
ligt vol met donkren drank gelopen
die overlopend ’t hart bedropen
en ’t goede licht geblust heeft, ongenoten.
Ik waad door slaap, de diepe watervloeden
waarmede Noah overweldigd werd, gelijk;
de oogleden zwaar, de ledematen haast ademloos,
en neergelaten; door de ingewanden zonder dam noch dijk
wast de bedwelming van het waterrijk.
Al wat de moestuin gunt, de groenten van het jaar;
het boerenhof, de boter, room en schuimige melk;
de herfstelijke boomgaard peer- en appelzwaar;
’t fijn kruid uit wei en tuin, uit ’t bos de kantharel.
Uw hand is echter leeg,
en wordt alleen bezwaard
door aarde die uit u
haar vruchtbaarheid vergaart.
Niets kan de ziel in deze zee behoeden;
zwemmend verliest zij zich en wordt gezogen
wijd buiten het bed waarin de leden
beroofd van leven nedergleden;
alleen gedompeld in der golven strijd
tegen elkander, en beweegloosheid.
En toch, temidden ’t woud vol wild
nu wonderlijk gestild,
waar elk zijn koning willoos ziet,
vond hij den vorm der vrouw.
Zijn ogen zijn op haar gekeerd,
hij kijkt hoe nederig zij prijkt,
vol donkerroden wijn,
gericht vanuit de worden naar het licht
en naakt terwijl zij traag ontwaakt.
Al ’t naaste en ’t verste is duister,
en geen wederhopen
der heerlijkheid van heden
enigen morgen vertroost de ziel,
verdronken in de zorgen
die komen, ongestelpt,
tot in het bloed gekropen.
... de nacht symboliseert zowel het samenzijn als het onbereikbare, het verlangen naar versmelting én het besef van blijvende afzondering ...
Schrijver: Bart devoldere26 april 2025
Geplaatst in de categorie: filosofie