Onder blauw
Ik lig op mijn rug,
In ’t gras van een weide,
Tussen koeien, zacht loeien.
Ik kijk omhoog,
Recht in de blauwe hemelboog.
Gedachten stijgen op,
Naar ’t licht ver boven mij,
Verspreiden zich in ’t firmament,
Tot een absoluut niets,
Lijken nooit geweest,
Laten zonder één spoor,
Leegte achter.
Geplaatst in de categorie: algemeen
'in dit grote niets; in het kleinste al'
zou ik zeggen
verdwijnen in het uitdijende al
wat zeker leegte genoemd kan worden
omdat het al teveel is om te bevatten
en de gedichten die onverbiddelijk
ontsnappen aan die oneindige val
want worden zeker als vulling gezien
in ieder geval des dichters leven
'het misschien' is voor een vaste lezer
als ik met laserogen de zinnen scan
niet zozeer een vraag meer of minder
wanneer ik iets probeer te zien
in dit grote niets