Kreeftje
Een lintje houdt haar lichaam samen, straks,
denk ik, dwarrelt ze open, vergeeft me ;
en haar gelaat volstrekt zich langzamerhand,
ik beteken, ik beken haar met lange warme
vingers die ik ontdaan over mijn handen trek.
Voorzeker bestaat niets wat niet is en zij is alle vermoeden,
ook van louter pijn, want alles ontgaat me, het gaat
met haar naar nergens ; ik denk ergens is lijden
zo onvolkomen als tijd die ontbreekt zoals nu, en dan.
Ik ben een kreeft, fluisterde ze, een dubbele zin ;
ik knikte, ik begreep geen snars van wat ik voelde,
ik verbeet me in een woord, gesmoord in eigen namen
en ik noemde haar mijn diertje.
Ik ben er nog, zei ze. Ze had nog twee maand te gaan,
een handjevol dagen gekooid. Een eeuwigheid loog ze,
haar angst smalle lippen, haar wil een dom handje
op weg uit haar schoot naar niets in mijn hand.
De geringste zaken die ik bood, plomp lood
en uiterste schaamte, maar ik ging niet dood...
Je bent lief, zei ik. Je hebt nog het hele leven.
Nog heel even, zei ze, heel even.
En toen beet ik haar oortjes tot leven
en dat was het enige, het enige wat ik hield.
Geplaatst in de categorie: ziekte
hij blijft werkelijk prachtig..