Winterengel
en over 't zicht van de weg lag sneeuw.
Geluidsdicht afgesloten zwart teer
waarop je liggen ging, met wiegarmen.
Als engel; afdruk mals in ’t holwit.
Hoe roze huid op steenbleke kou.
Ogen als kolen flakkerden weerglans
van bevroren luchten als ijsbergen.
Dan mat je de afstand tussen sprong-
kuilende stappen, sporen tot aan poort
van geluid. Zo kwamen wij in warmte
van steen en vuur, ik stil ontdooide:
jij je witbonte vleugels aflegde.
Geplaatst in de categorie: kinderen