koperdraad en vossenbloed
het miezert in de vroege avond als
ik boven het hoge duin uitkijk
lamsoren liggen goed verborgen
tussen paarse blommekes, zeekraal
en winde staan in de luwte te wuiven
er klinkt een lichtelijk gejammer
vanachter enkele duindoornstruiken
stillekes ga ik nader, zie en huiver
dedju, het is de vos die daar zit
als hij mij ziet spitst hij zijn oren
kijkt meewarig de andere kant uit
spreekt, ’ mijn domein is vertrapt
mee mensvoeten, blik en rottend
sap in plastiek zakskes, mensenzaad
zogezegd ’, hij kermt van de pijn
er zit een strik koperdraad om zijn
linkerpoot, ingesneden in het vlees
een diepe wond waar bloed uitsijpelt,
ik wijs, zit voor zijn droevige kop op
de knieën, ‘ iets wat wij meer zouden
moeten doen’, kon ik zijn poot maar
bevrijden, ‘ dan licht hij hem omhoog
zegt vragend, ‘ mensenbloed stinkt
het vlees is te roze, is al verminkt ’
terwijl ik schrik heb, die koperdraad
lospeuter, de deemstering al invalt
wind wilder wordt, geselt en pijnen
stilaan overgaan in een mildere blik
hij, vos, majestueus likt zijn wonden
de eerste maan kaatst in zijn ogen
als ik een verwijdering lees in het dier
wild zijn is zo zuiver, zonder emotie
pijn zal hem niet gevangen houden
ik stop de koperdraad in mijnen zak
‘waarom denken jullie mensen altijd
in goed en kwaad’ roept hij mij na
‘ge moet niet omzien’, al veel verder..
uit de reeks De vos in Maerlant deel 4
Geplaatst in de categorie: natuur