inloggen
voeg je netgedicht toe

Netgedichten

netgedicht (nr. 24.873):

VOX POPULI

Van alle kanten
nadert de ongewenste
winter

Rillend loop ik door
het aangeslagen bos

Alle twijgjes van de kale berk glinsteren van de regendruppels in tegenlicht.
Even sta ik stil bij deze levende ets van een wereld gereduceerd tot lijnenspel.
Haarscherp komen structuren aan het licht. Bij mij daarentegen geen glinstering,
geen heldere lijnen. Veel is diffuus en mijn betere ik speelt het liefst verstoppertje.
Bij mij schommelt het almaar van slechter naar beter naar slechter. Eentonig
als de vraag van de opticien: beter of slechter?

Ic was in mijn hoofkijn om cruyt gegaen
Ic en vanter niet dan distel ende doorn staen

Van zo'n inspectie wordt een mens niet vrolijk. Nog altijd maak ik kennelijk de
balans op ten overstaan van het Alziend Oog op de prent van "De breede en
de smalle weg". Die hing boven de schoorsteenmantel in mijn ouderlijk huis.
Vanuit de hoge hemel koekeloerde dat oog door een driehoekig kijkgaatje regel-
recht naar mij. Dag en nacht. "Mijn oog zal op u zijn", dat nam ik letterlijk.

In deze herfst keert het verleden op zijn schreden terug. Nooit is het helemaal
weg geweest en nu is het weer alle dagen bal. November is toch wel de wreedste
maand. De doden lopen in en uit. Ze zwermen de zalen van het geheugen door,
rakelen mijn daden op en draaien zelfs pesterig bandopnames af. Juist van
cruciale momenten. Waarom stop ik mijn oren niet vol met was, waarom negeer ik
ze niet? Toch nog bang, toch nog maar half gekerstend ?

Te land, ter zee en in de lucht roeren de doden zich in hun ongemakkelijke graven.
Aandacht willen ze. Ze willen dat ik voor hen een lichtje aansteek in de nacht, hier
in dit godvergeten oord waar ik beland ben met mijn dochtertje, met Mirjam.

Ze is vernoemd naar Mirjam Mendels uit de Piet Heinstraat, nummer 39. Op 10
september 1943, een dag voor mijn geboortedag, werd zij zestien maanden oud
gewist. Moge haar ziel gebonden zijn in de bundel der levenden. Maar wat weet
ik eigenlijk van haar? Alleen maar een adres, de data van haar kort bestaan,
geboorteplaats en plaats van uitwissing. Waarom raakt ze me zo? Toeval? Dan toch
het toeval van een lot in mijn buurt, een lot dat mij ontging door het toeval van
mijn geboorte.

Mijn Mirjam is ondernemend. Pas nog probeerde zij hier in Picardië de maan uit de
vijver te vissen en gisteren riep zij mij in het holst van de nacht van zaterdag op
zondag.

- Pappa, kijk, de maan vannacht is een heel groot oor.
- Rechteroor, het oor van Schuilevink dat minder wordt.
Maar huilt een kind, dan vindt het absoluut gehoor.

Beneden gekomen zie ik het oor doodgemoedereerd in zonlicht baden. Mijn hoofd
herhaalt almaar ons gesprekje. Ik vind mezelf niet eerlijk, ik vertel m'n dochter
sprookjes. Met een ruk trek ik de gordijnen dicht.

Om het oud woonhuis hoor ik populieren nog uren lispelen. Vox populi. Een
eindeloze litanie van namen uit de grote volkerenslag. Ik weet niet waar die
indachtig makende wind vandaan komt. Een vreemdeling en bijwoner ben ik hier.
Met hoofdpijn sta ik op, ik ga maar en ben. Mirjam neem ik mee.

De bietencampagne is nog in volle gang. Half in het donker glibberen we naar boven.
In het vroege licht strekt zich een wijde vlakte uit. Vals plat waar een man op de
eerste y-splitsing opgesteld staat. Mirjam trekt aan mijn mouw, we houden onze pas in,
ze wil weten wie hier doodstil wacht.

Zij brengt mij in verlegenheid. Het zweet breekt me uit. Ik brabbel maar wat:
die man stak zijn kop boven de bieten uit, dat had ie niet moeten doen, hij zocht
het hogerop en toen hebben ze hem lam geslagen aan de haak.

Zij kijkt mij onbegrijpend aan, alsof ik Chinees spreek. Wat moet ik doen? Dit
land ligt braak maar ik wil haar niet belasten. Na vijf minuten stilte kom ik met
een vondst: "hij daar was het jongetje dat alles goed wou maken". Mirjam begint
te huilen.

Die ene man
wit gemaakt met rossig haar
staat in de weg

Opgeheven hangt hij daar
onbegrepen beeld te wezen

Mirjam huilt en huilt, ik sla mijn armen om haar heen, onhandig troost ik haar
en uit mijn ooghoek word ik hem gewaar. Het is alsof er leven vaart in dode
ogen.

Allerzielen 2008

Schrijver: Abel Staring, 12 maart 2009


Geplaatst in de categorie: overlijden

2.0 met 9 stemmen aantal keer bekeken 976

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)