Het beeld valt, oftewel de vernietiging van een Homo sapiens.(1)
Haar woorden vielen hem
als rijpe appelen in het hart,
de een na de ander,
en als beloftes vermomd.
Alle deuren ontgrendelt
om maar niets van al dit zaligs
te hoeven missen,
zijn knellende boorden afgedaan
en weggeworpen nam hij alles tot zich
en in hem op, als zuurstof, in zijn poriën,
in elke ader.
Het onwapenende
van twee lichtblauwe ogen
miste zijn uitwerking niet, deden waarvoor ze
als het ware waren aangenomen,
nu en dan een lichte bries door blonde lokken
maakten hem week
en deden schijnbaar achteloos,
maar feilloos hun vernietigende werk:
het abstract nadenken was opgehouden
en had plaatsgemaakt voor een blind
en kritiekloos volgen.
Tot speelbal was hij nu geworden, zwak
en kwetsbaar als de reus met lemen voeten
uit Nebukadnessar’s droom.
Geplaatst in de categorie: overig