GLANZENDE VONDST
In 't grote bos wenken speelse twijgen
me door woeste slingerplanten, warrig haar,
geurend naar lokkend geheim, slapend gevaar.
Ik zoek mijn paradijs, waar niets zal dreigen:
Eiken vol huiselijke schemer neigen
over een beek, die klinkt als eeuwige snaar
van jong elfenorkest. Pluk hier almaar,
eet bessen om wijze liefde te krijgen.
Vergeefs speuren... Bestaat dit schone oord?
Ach, verdwaalde vlekken avondrood kleven
troostend, met nieuwe hoop, aan de bomen.
Verstooide, stervende gloed, een vluchtig woord
uit het oeroude, ontastbare Leven,
dat steeds éven tijdloze jeugd laat komen.
Geplaatst in de categorie: individu