Salomo’s klacht (naar aanleiding van Prediker 9:7-9)
Mijn pa, de koning, levenslang bedot
Door echtgenoten, zoons, zijn eigen staf,
Zichzelf, doorzag geen hond, kreeg straf op straf
Als loon voor goedgelovigheid van God
Zo ikke niet, ik ga nooit in de fout
Ik stop niet eer ik weet wat mensen drijft
Hun list en leugens heb ik ingelijfd
In mijn verstand, ik zet ze om in goud
Maar o, hoe bitter wordt mijn goud betaald
Verveling leegt mijn ziel van levenslust
Mijn hemel dicht, mijn zinnen uitgeblust
Mijn hart verkild. En nooit heb ik gehaald
als prijs dit Godsgeschenk: tezamen zijn
in onschuld, één met liefde, brood en wijn
Geplaatst in de categorie: religie