Voorjaarsgedicht
Zonder toestemming
ruim ik de karkassen op,
want ik ben ineens
de vleesgeworden leiding.
Als een haan die victorie kraait
ben ik wakker geworden uit een droom,
waarin ik aangemoedigd word
door hen die mij liefhebben.
Door mijn vader vooral.
Hij laat het dienblad vol rijkelijk bier
rondgaan over de toegestroomde menigte.
Mijn linkerhand ondersteunt mijn voorhoofd
en beschermt mijn plotseling scherpe blik
tegen de al te felle zon.
Mijn rechterhand krabbelt vlug
dat wat rest uit een kort bevochten nacht.
Merels zingen dat de lente definitief is aangebroken.
Geplaatst in de categorie: familie