(iv) Nachtwoud
Het nachtwoud draagt mijn stem
nu verder dan ooit terug,
naar binnen,
over de grens,
zoekt daar in mij
naar geluiden die niet gedragen worden
door pijn, verwarring,
brandend, geen branding.
Vormen - onwezenlijk vlammend voor het kind -
wormen zich een weg
naar boven, buiten, bedekken de bodem
met woordelijke warmte -
vuur (als van een feniks) groeit
tot boom, heilig in het nachtwoud –
dat mijn leven een deken toedicht.
Het is niet dat de pijn ophoudt
met vervormen, vertekenen
wat zich achter de grenzen
van mijn weten afspeelt
(een kind zingt vals als
de ouders geen harmonie kennen).
Jij, mijn lief, voelt
wat ik niet weet
(vanuit, vanachter je eigen
grenzen?) – die stem van mijn vader,
die mijn moeder haar werk niet gunde,
die door mijn grenzen breekt…
Dat is geen gedeelde smart,
maar een dubbel pijnpunt –
oneindige cirkel en ieder punt opgericht,
staand, versteend.
Samen slapen helpt door de
droom, geboren de dag
dat wij elkaar ontmoetten, nu al
zolang geleden…
adem die het steen
langzaam wegslijt,
een nieuwe wereld in wording.
Geplaatst in de categorie: familie