Zonderlinge dorpelingen
Het oude nobele geslacht
Von Wisch toe Borch had weinig op met al dat naoberschapvertier
men hield zich staand op eigen poten
zorgt aan stam voor eigen loten
De bronzen galm van joris' klokken
denderde de oprijlaan
en het gazon op om de hoek
doch 't was geen steen die aanstoot bood
hun oren functioneerden goed
geen hunner leed aan zenuwnood
De dorpers kwamen ter communie
en 's anderendaags een senior
in keurig pak driedelig grijs
met in zijn hand een zwarte hoed
en aan zijn rechterarm gesluierd
keek tersluiks zijn derde vrouw
naar zijn ex-minnares, vol woed
En eenmaal reed een rouwstoet voor
elkeen gehuld in stemmig zwart
luidwenend om zijn kerfstokzonden
limousines tot de poort
de mis, de priesterrituelen
de brouwerij van 't dorpersleven
het klokgelui der goegemeente
hun zang hun onderlinge band
het requiem en marche funèbre
Zo werd door vriend en vijand onder honderd vrome dorpelingen
hun zonderlingste kostganger
de laatste eer bewezen en door
heer pastoor besteld ter aard
van de baron niets meer te vrezen
edoch, hun eer verdampte snel
zodra 't ten hemel was gerezen
op ieders lip brandde de vraag
wie ging nu het kasteel beheren
en ook - banaal platvloers en laag -
hoeveel was nu die grond wel waard...
Inzender: Max de Lussanet, 5 april 2025
Geplaatst in de categorie: familie