Van achter bergen
De kracht die mij steeds
in vervoering brengen kan,
hangt op de bank en lacht
om zijn eigen gevatheid.
En dat, hij,
zou als een lawine
mijn veilige wereld
binnengetuimeld zijn?
Met zijn handen, zijn woorden,
zijn stem
(je zou ‘m eens moeten horen),
waarmee hij elk vuur op hoopt te stoken,
de tijd zegt af te kunnen remmen,
als hij het nodig acht, negen keer per dag,
allen overspannen achterlaten zou,
in elke ijdele overtuiging denk te mogen poken?
Mijn zintuigen verzengen niet,
noch verdoven zij,
gelukkig:
juichend gaan zij kopje onder
in de vloedgolf aan verering
van opmerkelijke bergmeren
die wij,
trail-runnend,
al kussend vinden willen/
zullen!
Alleen aan mij, zegt hij,
laat hij,
intussen en onderwijl,
van vlammen
de versleten tanden zien,
van giftige taal
de spiegelende elementen,
voor een slap verhaal
het juiste momentum.
Dat dan weer wel.
Geplaatst in de categorie: liefde