De zon vraagt
De zon vraagt of ik snel naar buiten kom,
ze schreeuwt dat de storm is gaan liggen,
er is geen regen meer om bij af te druipen;
vogels zingen degelijke welkomstliederen,
en de vlinders doen hun rondedansdingen
met zoemende bijtjes op de binnenplaats.
En toch kom ik het gat van de deur niet door,
ik hoor bij elke stap in die richting zijn stem:
hij beklemtoont mijn angst, ik zwicht ervoor.
Hem de zware schaduw noemen, zal wel lukken,
het zwarte silhouet, die macht uit een verleden,
met de kracht om mij naar beneden te drukken
in het heden, waar ik lijfelijk feitelijk veilig ben.
Men heeft mij verzekerd dat een doorgesneden
keel, en resterende stukken, niet meer heel veel
van zich zullen laten horen. Dan nog stoor ik mij
behoorlijk aan de doodgewoonste gasten ‘op zaal’,
waar we tegelijkertijd bezoek ontvangen, allemaal,
behalve ik. Ik tik dit onder geroezemoes, voor mij
klinkt dat als neoklassieke muziek in de oren; brei
van deze woordenbrij een zachte lach voor morgen,
dan zal ik zorgen dat ik weer over die drempel mag.
Geplaatst in de categorie: geweld