Blufpoker
Je was te vroeg gestrand.
Achterover leunend, hand woelend in haar,
Stond je gelijmd aan de wand.
Ik zag hierin een wenkend gebaar.
“Kom maar” vulde ik gretig in
Maar de wens verfde de droom
In gebroken wit, ik tuimelde er midden in
Een fata morgana, een pop van chroom
Die ik nu nog schandelijk, schadelijk bemin
Zo leg ik gulzige woorden op jouw tong
Kom maar, nader, blijf
Het was toen het bloed kolkte en zong
Het was bluf toen ik zei
Ik lust je rauw en lauw, mijn moordwijf
En jij in pantervacht van de kast sprong.
Geplaatst in de categorie: liefde