Zomerkinderen
Weet je nog, Jetje, die middag, hoogzomer,
jij onder de linde bij de hofpoort
met het spel van licht en schaduw op je
grote ogen, lievrouwkesblauw
en over de gouden sproetjes langsheen je neus.
Je lachte verlegen en boodt me een mandje
met kersen die geurden naar zomer en spijt.
We bloosden verlegen wat om ons kleine geheimpje.
Die middag had ik je voor 't eerst willen zoenen,
waar we lagen, hand in hand, in 't hoge beemdgras
en dwaze woordjes schreven op de oneindigheid van de zomer.
Weet je nog, Jetje, de vurige liefdesdans van zon en vlinders,
wit en blauw en goud,
in een wilde warreling van leven en doodgaan.
Ik voelde de vraag van jouw vingers onder de waterval
van leeuwerikkenzang: kom, kom bij me!
Verlegen schreef ik toen alleen mijn naam
op je lieve voorhoofd.
Geplaatst in de categorie: liefde