Kinds verlangen
En als hij dan de slaap niet vond
- het gordijn bewoog zo zacht,
de ramen open op de grote zomer –
dan kwamen ze voorbij, voorover
op de fiets, de goden van de nacht.
Zij zongen weer dat ene lied,
dynamo’s maalden gezangen.
Hij wist de vreemde woorden niet.
En via ’t raam liep dan de donkere
zolder vol van jong verlangen.
Hij zag goden. Het waren gewone
Westlandse tuinderszonen,
laat terug van het café,
voor wie het weer vroeg dag zou zijn.
De woorden waren van het zelfgemaakte
Engels dat je toen wel hoorde.
Dat die iets raakten. Zo klein
als hij was, wou hij dichter…
kwam verlangen in plaats van
erbij zijn.
Geplaatst in de categorie: kinderen