inloggen
voeg je netgedicht toe

Netgedichten

netgedicht (nr. 27.114):

Klaus Mann ( 1948 )

Hij sliep in zijn zwarte kooi, waarvan
de toppen, gouden bollen om te strelen,
niet te breken en in zijn trillende hand
tussen de wijs- en middelvinger de pen,
waarmee hij zijn natte haren kamde,
alvorens het licht te doven. Hij zocht
voorbij het venster van zijn kamer naar
een droom waar de pijn was opgebrand.
Dat donker, iedere nacht opnieuw, gaf
hem de valse zekerheid van een ingesnoerd
leven of een ruimte in te vullen door een
koortsig artiest. De demon in zijn
achterhoofd was altijd wakker en bij het
krieken van een nieuwe dag sloeg die
tornado er weer op los. Voort ging hij
door de drukte van een losgeslagen
piratennest, hij sleepte zijn depressie
mee, zijn schaduw, zijn doem en nergens
kon hij zijn ballast kwijt. Nergens en
zeker niet in de Paulus Potterstraat
nummer zestien ( wie snoept er nu van
zijn geest, die door de muren en de
balken is ingeslikt? ) alwaar de eenzame
schrijver zijn vader vervloekte, luisterde
naar de stilte van de onmacht, vergat
vergif in te nemen om daar zijn vader zijn
kooi te vergeven. Wat hem een legendarisch
uur gelukt is.

Schrijver: Joanan Rutgers, 23 juli 2009


Geplaatst in de categorie: eenzaamheid

2.0 met 2 stemmen aantal keer bekeken 229

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)