Tijdsgewricht
Een fragment bevriest
dit tijdsgewricht
en
eenzaamheid vloeit over de velden
van dat verleden.
Een stem dreunt woorden op:
zijn die ooit door mij gesproken?
Kijk ik in de spiegel,
dan zie ik vormen die
menselijk lijken –
mijn moeder, mijn vader,
die ik nagedacht heb –
hun lagen hadden de mijne gegijzeld
(of anders vluchtte ik in de mist).
Het water is bevroren,
zon heeft alleen kracht
als ik die aan haar geef,
maar lang heb ik haar niet gezien.
Nu, nu ik alleen ben
in dit midden,
tellen alleen de woorden
die ik zelf vind (hoop).
De maan maant me
me te haasten,
Zovele jaren
gingen al aan mijn gewricht voorbij
zonder gewicht te krijgen.
Ik open mijn ogen en loop
het ijs op, ik zal niet meer
luisteren naar die stemmen,
dan liever dwalen totdat ik
leer zwemmen in warmer water.
Geplaatst in de categorie: familie