De schoonmakers
Ze kloppen zacht aan dichte deuren,
hun handen vol met koude lucht.
Ze dweilen sporen, vegen harten,
weten wat niemand zeggen durft.
Er ligt een sleutel in de schaduw,
een pistool van zilvergrijs.
Niet om te schieten, maar te wijzen
op een grens die niemand opeist.
Arme Jef en Hans , de geesten,
staan te fluisteren in het licht.
Ze zijn verloren, toch gevonden,
hun ogen vol met zacht gewicht.
Oh mensen, hoor de grom,
van een trein die langzaam gaat.
Geen vertrek, maar enkel einde,
een vraag die open blijft bestaan.
En in de lucht hangt nog een adem,
een naam die niemand noemt, maar kent.
Geen einde is ooit het antwoord,
maar een roep om wat je bent.
... De schoonmakers is een symbolisch gedicht over mensen die sporen wissen — niet alleen van plaatsen, maar ook van herinneringen en schuld.
Het verkent de dunne grens tussen zuiveren en vergeten, tussen mededogen en ontkenning.
Tegelijk toont het hoe stilte en herinnering blijven ademen, zelfs nadat alles is opgeruimd. ...
Geplaatst in de categorie: afscheid

Geef je reactie op deze inzending: