Monoloog
er huist een monoloog in mij
keer op keer geven mensen
me te verstaan, dat
zij me niet
ik hul me in stilzwijgen, ben geduldig
moedig en gelaten
voer ik dialogen – dronken, nuchter – die
een puntje ziel
tonen, uittorenend
boven water als een ijsberg
hulde aan de ervaren kapiteins –
het zijn er niet zoveel,
er zijn maar zoveel schepen –
ze varen eromheen, ze weten wel beter
een schipper met de tijd om zijn pols
vaart op radar en vuurtorens
voelt de hardheid van het ijs
aan wonden die eens littekens werden
de monoloog glimlacht
als hij te horen krijgt dat hij teveel is
andere podia moet zoeken
is goedertieren en vergeeft
neemt wraak en is gracieus
strooit met liefde en verwarring
ongehoord!
dat hij gewapend
met het ongesproken woord
“kniel” wil zeggen, en dwingen wil,
tot overgave
aan zijn ziel, onbelicht
de zon wordt in de schaduw gezet
wanneer ontvangen wordt
wat schaars is
de ziel is het terrein van de bliksem
op de tast vindt de monoloog er telkens de weg
voelt bomen, rotsen
het is er stil, hij trotseert afgronden
Zij wierp er licht op
hij wierp het terug
Vandaag besloot hij, op zijn naaktst:
Denkt hij aan liefde, dan aan haar het vaakst.
Geplaatst in de categorie: liefde